dinsdag 22 november 2005

Camille Claudel (De Paardenkathedraal 2005). Theater. Een recensie.

Eén van de schaarse, sterke scènes in Tanghe’s theateruitvoering van Camille Claudel (De Paardenkathedraal, 2005), is het moment dat Rodin zijn tirade afsluit met de dreigende en claimend uitroept: “Jij blijft bij mij!”. Of, wanneer Camille Claudel het pleidooi van beeldend kunstenaar Rodin over de lust, belachelijk maakt en het hem kwalijk neemt dat zijn talent is ingekakt, dat het hoogtepunt van zijn talent voorbij is, dat hij overal te moe voor is en dat zijn assistenten voor hem het werk moeten doen. Kortom, dat hij verburgerlijkt is geraakt als kunstenaar. Als minnaar en aanbidder daagt zij hem uit, om samen nieuwe wegen in te slaan, om samen het vuur van het talent weer op te stoken. Maar Rodin wil niet meer. Zijn talent zit vastgeketend aan zijn verantwoordelijkheidsgevoel voor het atelier, aan zijn zinnelijke bevrediging en aan zijn gemakkelijke leventje als gevierd kunstenaar.

In tegenstelling tot wat NRC schrijft (21-11-2005), is de liefde tussen Rodin en Camille Claudel in dit theaterstuk helemaal niet mooi uitgebeeld, in de scène waarin Rodin de naaktheid van Camille Claudel insmeert met kleiwater. Sterker nog, er is zelfs geen sprake meer van liefde, alleen maar van lust. Versteende lust. Het is dan ook de lust en niet meer de kunst, waarmee Rodin in dit theaterstuk van Dirk Tanghe, Camille Claudel tot een liefdesrelatie verleidt. Lust is tot slot, ook het minachtende woord dat Camille Claudel, gedesillusioneerd, fysiek ingestort, ontgoocheld en verbitterd met een wrange nasmaak, als Salomons oordeel over Rodin uitspreekt.

Als publiek ervaar en doorleef je dit enge gevoel van leegte en teleurstelling het sterkst op het moment dat Rodin en Camille Claudel letterlijk uit de kleren gaan: de onschuld verdwijnt, de spanning en verbeelding vallen plotseling weg en maken plaats voor een stille leegte. Een diepe teleurstelling blijft voelbaar achter, zoals na een daad die afgedwongen is door lust en zonder liefde. Het voelt ineens alsof de naaktheid van Claudel zélf tot symbool geworden is, van de eenzaamheid en verlatenheid na misbruik te zijn, door lust of verkrachting.

Verbaal geeft Camille Claudel hun dubbele relatie de doodsteek door te zeggen dat hij maar een beeldhouwer is, en ’bovendien een hele slechte’. Maar het inzicht komt te laat: weliswaar weet zij zich aan de macht van Rodin te ontworstelen, het egoïsme van haar moeder ontkomt zij niet: gedwongen wordt zij opgenomen in een gesticht. ‘Camille Claudel’, een dramatisch mooi theaterstuk van de Paardenkathedraal, met een wrange nasmaak.