Régine Pernoud & de Middeleeuwen

Régine Pernoud is als geen ander, een kenner van de geschiedenis van de Middeleeuwen. Deskundig legt zij een verborgen geschiedenis bloot en laat zij haar licht stralen op de 'donkere' Middeleeuwen. Oftewel het ongelijk van Umberto Eco.


Primitief en onbeholpen, dom en onderontwikkeld, afgestompt en barbaars. Dit zijn synoniemen die wij als een reflex naar voren brengen bij het spreken over de mensen in de Middeleeuwen. Tien eeuwen van donkere tijden die de volmaakte mens uit de Oudheid ongelukkigerwijs scheiden van de verlichte mens uit de Renaissance, de Verlichting, de klassieke periode, de wedergeboorte van het klassieke denken. De genoemde synoniemen zijn ook de titels van drie hoofdstukken uit De Middeleeuwen, een herwaardering van de Franse historica Régine Pernoud. Waarom dan eigenlijk nog een herwaardering, als deze kennis over de Middeleeuwen tot de culturele bagage behoort van iedereen die tenminste de lagere school heeft doorlopen? Régine Pernoud zelf geeft het antwoord op de tweede bladzijde van haar boek. Op een dag dat zij in de gelegenheid was om een geschiedenisles van haar achtjarig neefje bij te wonen, maakte ze de volgende overhoring mee:
De onderwijzeres: Hoe noemden ze de boeren in de Middeleeuwen?
De klas in koor: Lijfeigenen!
De onderwijzeres: En wat hadden ze?
De klas: ziekten.
De onderwijzeres: Welke ziekten, Jerôme?
Jerôme (met een grafstem): De pest.
De onderwijzeres: En wat nog meer, Emmanuel?
Emmanuel (opgetogen): De cholera!
De onderwijzeres (onverstoorbaar): Nou, jullie kennen de geschiedenis heel goed!
Pernoud is vele jaren directrice geweest van het Frans geschiedkundig museum bij de Archives Nationales in Parijs. Zij is een van de schaars aanwezige kenners van de middeleeuwse geschiedenis zoals die zich werkelijk heeft afgespeeld. Bij de beoefening van de geschiedwetenschap gaat zij, zoals eigen is aan wetenschap, op zoek naar de waarheid. Als zij schrijft, schrijft zij op basis van een studie van kronieken, authentieke teksten, cartularia en notariële akten, aangevuld met wat er aan kunst en architectuur bewaard is gebleven. Het zijn sporen die levende mensen hebben nagelaten, en verifieerbaar zijn vastgelegd in archieven. Geen statistieken die men zo kan manipuleren dat wezensvreemde ideeën en theorieën ontstaan. Het zijn historische gegevens die meer waarde bevatten dan 19e eeuwse literatuur, de ridderromans, of de science-fiction van Umberto Eco.


De naam van Umberto Eco heb ik genoemd, denkend aan zijn boek "De naam van de Roos". Het is een literaire fictie van een gefantaseerd kloosterleven in een setting die een slap aftreksel is van wat de Middeleeuwen werkelijk zijn geweest. Niet eens bedoeld om historisch te zijn maar dat toch als zodanig te boek staat en opgevat wordt. Niet alleen bood de KRO de verfilming als kerstfilm aan, er is mij ook een school bekend waar de film in de les geschiedenis werd getoond. Mèt een overhoring daarna. Tja, waar zouden dan de vooroordelen over de Middeleeuwen toch vandaan komen!


Pernoud gaat in haar boek met korte toelichtingen en anekdotes in op de stereotiepe gebeurtenissen die volgens het gewone publiek de Middeleeuwen zouden uitmaken. Zij wil op een populair-wetenschappelijke manier ontzenuwen wat er zoal aan vooroordelen over dit millenium de ronde doet. Geen ellenlange discussies, maar een verhalende weergave van kenmerkende voorvallen. In menig opzicht openbarend. Op zich voldoende informatief, maar ook aanleiding om zich meer in deze materie te gaan verdiepen. Niet-chronologisch, niet-thematisch, maar schering en inslag en daardoor een wonderlijk boeiend geheel.


Nemen we het proces tegen Galileo Galilei, dat plaatsvond in 1633. Het zelfde jaar waarin de Jezuïet Von Spee zich in Mainz heeft afgezet tegen de uit de hand lopende heksenprocessen. Dus niet in de Middeleeuwen maar al ruim in de Klassieke periode; een eeuw nadat de aanklacht van De Las Casas bij de Spaanse koning op grond van de Pax Romana werd afgewezen. Galileo brengt de theologen in opspraak door te beweren dat de aarde niet het middelpunt van het heelal is maar juist om de zon draait. Met zijn theorie valt Galileo, juist in een tijd dat een letterlijke interpretatie van de Heilige Schrift aan aantrekkingskracht won, het Kerkelijk Leergezag aan. In spreektaal zeggen we eigenlijk nog steeds dat de zon 's ochtends opkomt en 's avonds ondergaat, dus is het niet zo vreemd wat de hagiograaf in de betreffende Bijbeltekst heeft geschreven. Overigens, pas veel later, in 1851 met Foucault, volgt het bewijs dat inderdaad de aarde om de zon draait. Fysisch gezien had Galileo dus wel gelijk, maar bijbelexegetisch gezien zeker niet. Op 31 oktober 1992 is hij door Paus Johannes Paulus II officieel in ere is hersteld.


In de Renaissance vinden we de oorsprong van onze negatieve houding ten opzichte van de Middeleeuwen. De Oudheid wordt herontdekt en gaat in de vier eeuwen daarna steeds sterker als model dienen. Men wil terug naar een natuurgetrouwe kunst. Er gelden weer strenge regels in de pozie en schilderkunst, de 'volmaakte' schoonheid van het Parthenon wordt modelgetrouw gekopieerd tot de Madeleine en van de Venus van Milo worden gipsen afgietsels gemaakt. De 'schreeuwerige' kleuren van de romaanse en gotische fresco's worden witgepleisterd en de gebrandschilderde ramen worden vervangen door blank glas. Van een aantal kloosters, o.a. die van Serrabone en Saint-Guilhem-le-Désert, zijn alleen nog in de musea van de Verenigde Staten resten terug te vinden. Nog ten tijde van Napoleon I wordt de grootste romaanse kerk in Cluny met de grond gelijk gemaakt.


Pernoud ontkent niet de schoonheid van de klassieke kunst. Ze eist echter respect op voor de middeleeuwse kunst, die na de bevrijding van het Romeinse juk spontaan haar originaliteit terugvond. Zij plaatst 'vinding' tegenover 'nabootsing'. Niet dat de kennis over de Oudheid in de Middeleeuwen afwezig was. De kloosters, met hun bibliotheken als stille getuigen, met hun studie van Grieks en Latijn, vormden centra van plattelandscultuur. Dit in tegenstelling tot het sterk centralistische Parijs vanaf de Verlichting. Daarnaast vormden de 'heerlyckheden', de hofsteden van de leenheren in de feodale samenleving, centra van muziek en poëzie. Dat kunst en cultuur zo nauw verwant waren aan de religie, is niet vreemd. Het geloof, de zorg voor de eeuwige ziel, vormde een centraal aandachtspunt in het leven van de middeleeuwse mens. Moeilijk te begrijpen voor de mens van nu, die de gezondheid, de zorg voor het lichaam, met bijna religieuze eerbied behandelt.


Van Pernoud verscheen in 1986 de vertaling van het boek Vrouwen in de Middeleeuwen, met hetzelfde thema waaraan zij in De Middeleeuwen een volledig hoofdstuk aan heeft gewijd. Paradoxaal maar terecht genoeg gaat van dat hoofdstuk een groot deel over de Renaissance. Met dezelfde pas namelijk, als waarmee vanuit Italië in de 15e eeuw het Romeinse recht zijn herintrede doet, verdwijnt het recht en de positie van de vrouw naar de achtergrond. In Frankrijk wordt in 1593 door een parlementair besluit de vrouw uitdrukkelijk elk staatsambt ontzegd. De man is opnieuw de heerser, de pater familias, die zijn vrouw als bezit heeft, met het jus utendi et abutendi.


Pernoud signaleert een kentering van het tij zoals nu zichtbaar is geworden. Langzamerhand ontstaat een algemene opleving van de belangstelling voor de Middeleeuwen. Romaanse kerken worden herontdekt en gerestaureerd als belangrijk cultureel erfgoed. De trans-Europese pelgrimsroute naar Santiago de Compostella, een ontegenzeggelijk bewijs van tien eeuwen aan rijke geschiedenis, wordt door de moderne mens herontdekt. Aan de nieuwsgierigheid naar dit vergeten millennium biedt Pernoud in haar Pour en finir avec le Moyen Age een openbarende bevrediging.


Régine Pernoud, De Middeleeuwen, Een herwaardering, Ambo, 1992, prijs: 27,50.
Oorspronkelijke titel: Pour en finir avec le Moyen Age.
Eerste vertaling: in 1981 bij Lannoo in Tielt.


Utrecht, 5/4/1993. Jan Verdonk



Geen opmerkingen:

Een reactie posten