Zorg geboden

Hoe zou je willen, dat de mensen aan je terugdenken? Hoe zou je terugkijken op je leven, als het moment van sterven gekomen is? En wat zou je doen als het moment daar is? De dood is het belangrijkste moment in ons leven, na de geboorte. Dat moment zou met zorg en respect omringd moeten zijn. Deze zorg zou een recht moeten zijn, een grondrecht.


Drie maanden nadat de Nederlandse politici euthanasie in 1994 afdoende geregeld dachten te hebben, kwam het Filmmuseum in Amsterdam met de film 'Ich klage an' (1941). "Precies de zelfde argumenten als nu", ontsnapt uit de mond van een verbaasde, anonieme toeschouwer. Hij is een van de weinigen die begint te beseffen dat het denken het doen heeft gevolgd en objectief normbesef begint te verdwijnen. De 'gemiddelde Nederlander' is nog steeds voorstander van een 'zachte dood'. We zijn immers medemenselijk en graag bereid iemand uit zijn lijden te verlossen als een persoon de zin van het leven niet meer ziet. We geloven niet meer in de 'middeleeuwse' gedachte dat het leven (inclusief het lijden) een diepere betekenis heeft. Euthanasie is met meerderheid van stemmen geregeld, de discussie gedood, ons geweten gesust met loze argumenten.


Het is tegenwoordig 'fout' om enige link te leggen met de Nazi's. Dat blijkt uit de aanvaring tussen de Nederlandse regering en de H.Stoel, na de uitspraken van de Vaticaanse prelaat mgr. Sgreccia vorig jaar. Misschien heeft hij alleen maar willen opmerken dat de katholieke kerk, zowel ten tijde van de Nazi's als nu tegen euthanasie is en in alle gevallen partij kiest voor het leven. We hebben een wetgeving die het leven niet langer in bescherming neemt, net als in het Duitsland van de jaren, al zijn de omstandigheden anders.
'Ich klage an' mag dan een Nazi-film zijn, de strekking ervan sluit wel aan bij het nieuwe denken dat ingang vond bij de intellectuele elite van Duitsland in de jaren twintig. Het relativisme had zijn intrede gedaan en vormde een definitieve breuk met de 19e eeuw: de wereld leek niet meer te zijn wat zij was, zij werd een vrucht van Darwins natuurlijke selectie; immanent en materieel. In het leven overleeft alleen de betere soort in de strijd om het bestaan. Daarnaast doet met Marx het collectivisme zijn intrede in de maatschappij, waarbij het individu opgaat in de massa. Klassenstrijd wordt zo troef voor vooruitgang. De mens wordt gereduceerd tot een produktiefactor in de grote histomat en krijgt slechts waarde in zoverre hij van nut is. Voeg daarbij Freuds 'ego en super-ego' met Nietsches Übermensch en een sociaal-darwinisme is geboren. De persoonlijke vrijheid en verantwoordelijkheid worden teniet gedaan en elk houvast aan een morele code kwijnt weg.


Duitsland bevond zich na afloop van de Eerste Wereldoorlog in een zeer troosteloze situatie. Volledig vernederd door de kunstmatige vrede van Versailles, politiek verdeeld, uitgemolken door herstelbetalingen en enorme inflaties; armoede troef. In dit klimaat, te vergelijken met een hete, benauwende zomernamiddag waaruit elk moment een onweersbui kan losbarsten, lukt het Hitler zich naar de top te begeven. Op 30 januari 1933 wordt Hitler tot Rijkskanselier benoemd. In de vijf daaropvolgende maanden weet hij de Duitse democratie volledig te verwoesten en, zich spiegelend in Stalin, een bewind van terreur en staatsafhankelijkheid te stichten. Darwins 'survival of the fittest', het nieuwe dogma in sociaal-politiek denken, krijgt met Hitler vaste voet aan grond en begint zich als een kankergezwel te verspreiden. De Gnadetod op Lebensunwerten Lebens, Ballastexistenz (op economische gronden) en de Erlosung van de joden (op basis van rassenhygiëne) werden een feit.


De hedendaagse discussie over euthanasie draait niet zozeer om het recht op een menswaardige dood, maar om het recht op een menswaardig leven. Niet de dood moet hierin een centraal thema vormen, maar het leven. En wel het leven van een mens. Niet het leven van een gelovige of een niet-gelovige, maar het leven van een mens als mens. Het was onterecht de discussie terug te voeren op het wel of niet aanhangen van het christelijk geloof. In beide kampen en onder alle politieke kleuren zagen we voor- en tegenstanders van het huidige compromis in de wetgeving. De regering heeft met haar wetgeving duidelijk de weg van de minste weerstand gekozen: hulp bij zelfdoding op verzoek en actief levensbeëindigend handelen zonder verzoek blijven strafbaar maar via een achterdeurtje in de Wet op de Lijkbezorging worden beide in de praktijk gedoogd. De opgestelde meldingsprocedure en de (subjectieve) zorgvuldigheidscriteria verzoeken de euthaniserende arts zèlf het eventuele bewijsmateriaal voor zijn eigen veroordeling te leveren. Het is een compromis met een lage levensverwachting, een kind dat na reageerbuisbevruchting met een keizersnede ter wereld is gebracht en nu reeds in de couveuse ligt.


De discussie rond euthanasie is een discussie op antropologisch vlak. De visie op de mens die men aanhangt - de antropologie - ligt aan de basis van elke politieke discussie rond morele thema's. Als de mens niet méér is dan een rechtop-lopende aap, slechts de vrucht van een materiële evolutie, dan is alles geoorloofd. Niets staat iemand meer in de weg om zijn instinct uit te leven. Sterker nog, hij is verplicht om volgens diezelfde instincten zijn territorium te verdedigen: doden om te overleven. Geen enkel dier dat zich daar om zou bekommeren. Alleen de mens kan zich het doel van het leven afvragen: "Warum das Sein und nicht das nicht-Sein?" (Heidegger). Waarom het lijden en niet de dood?


Victor Frankl, psychiater en niet-gelovige Jood, hecht aan het lijden een unieke betekenis. Zijn boek 'De zin van het bestaan' is een studie naar de mens vanuit zijn eigen ervaringen in een Nazi-concentratiekamp. Hij schrijft: "De mens bezit de merkwaardige eigenschap slechts te kunnen leven met een toekomstdoel voor ogen". Een wil-tot-betekenis. "Dit doel", schrijft hij verder, de betekenis van ons bestaan, "moet veeleer worden ontdekt". Wanneer de mens ontdekt dat het lijden zijn lot is zal hij dit moeten aanvaarden als zijn levenstaak. In zijn lijden is hij uniek en enig. Niemand kan in zijn plaats lijden. Zijn unieke kans schuilt in de wijze waarop hij zijn last weet te dragen. Als voorbeeld noemt Frankl het geval van een moeder, waarvan de eerste zoon overleed en de tweede ernstig verlamd raakte. Door wanhoop gedreven wilde zij zelfmoord plegen, maar de poging mislukte. In een gesprek adviseerde Frankl haar om zich voor te stellen als iemand van tachtig jaar oud, en terug te kijken op haar leven: een leven vol betekenis! Haar lijden uit liefde voor haar hulpbehoevende zoon gaf juist zin aan haar bestaan. Liefde is dan ook het hoogste doel waarnaar een mens kan streven. Zonder zich direct over God uit te laten, en er de nadruk op leggend dat hij niet gelovig is, insinueert Frankl wel een relatie tussen dit hoogste doel van de mens en God.


De individualisering van de maatschappij verdringt Frankls' zin van het bestaan en doet de vraag naar euthanasie toenemen. Het is al moeilijk genoeg om met regelmaat een zieke te blijven bezoeken, een bedlegerige te verzorgen, laat staan dat men graag bereid is te waken aan het bed van een doodziek, dement familielid. We leven volgens Alain Finkelkraut, filosoof en cultuurcriticus, in een tijdperk van 'je-lekker-voelen'. Die toegeeflijkheid, dat zinnelijk genot ten koste van het geestelijke, is niet in staat de mens volledig te bevredigen. De mens wordt pas werkelijk mens als hij in staat is de eisen te aanvaarden die zijn menselijke waardigheid met zich meebrengen en hij de juiste oplossingen weet te vinden voor de problemen die het leven hem stelt. De liefde, de zichzelf-wegschenkende liefde, is voorwaarde om geluk in dit leven te vinden. Zij schuwt de moeite of de inspanning niet, zij bemint veeleer de moeite zelf.


Binnen een termijn van enkele maanden overleden zowel de vader als de zoon van een kennis van mij. Hij was dol op zijn kind ondanks de dubbele handicap die het had en de korte levensverwachting. In de weekeinden en vakanties haalde hij het naar huis en verzorgde het zelf. Zijn vader is thuis overleden aan kanker, temidden van de liefdevolle zorg van vrouw en kinderen. Wie liefheeft is niet bang voor het offer maar bemint het offer zelf. Is dat niet veel meer medemenselijkheid dan het geven van een overdosis medicijnen? Euthanasie is geen gezondheidszorg maar juist een gebrek daaraan. De mens heeft geen recht op euthanasie maar recht op (palliatieve) zorg in de terminale fase, in eerste instantie van de directe familieleden.


Vanaf 1949 maakten in Engeland de Cheshire Homes als verzorgingstehuizen voor terminale patiënten, een enorme vlucht. Hoe meer ziekenhuizen ervan hoorden hoe meer patiënten er kwamen. Cheshires doel was een thuis te creëren voor niet meer gewenste en ten dode opgeschreven zieken, om hen hun integriteit en waardigheid als menselijke wezens terug te geven. Als gewezen bomber pilot stichtte hij na de oorlog met een aantal andere 'overtollige' militairen een woongemeenschap op een verlaten engelse vliegbasis. Het werd een fiasco. Cheshire bleef alleen achter met een man die op zijn stervensbed lag. Het zou zijn eerste patiënt worden in de begeleiding van stervenden en in de zorg voor zieken waaraan hij de rest van zijn leven heeft gewijd. "In de bommenwerper werden we geconfronteerd met zoeklichten en afweergeschut, niet met leven en dood. Nu pas begrijp ik de andere kant van het probleem", schrijft Andrew Boyle in een biografie. Hij geeft twee redenen voor dit nieuwe morele inzicht van Cheshire. Enerzijds het besef van de ellende die de bommentapijten op Duitsland teweeg hebben gebracht. Anderzijds begon hij de link te leggen tussen de onmenselijke wreedheid tussen de mensen onderling en het verlies aan religieus besef in het Westen.
Een arts dient zich niet uit te spreken over de 'kwaliteit van het leven' van een patiënt of over de waardigheid van het menselijk leven, hij dient het leven weer als uitgangspunt te nemen. Euthanasie is geen medische zaak, maar filosofisch in ruimere zin en psychologisch in engere zin. De waardigheid van de mens wordt niet bepaald door wat hij heeft maar door wat hij is. Die discussie, over wat de mens in wezen is, kan in Nederland blijkbaar niet rationeel gevoerd worden. Men baseert zich op gevoelsargumenten, op uitzonderingsgevallen en op een valse opvatting van de vrijheid c.q. zelfbeschikking. De antropologie, de visie op de mens, had aan de basis van de discussie moeten liggen.
Nu euthanasie bij de landelijke verkiezingen 3 mei 1994 werd doodgezwegen, is het duidelijk dat onze christelijke cultuur plaats heeft gemaakt voor een cultuur van de dood en dat milieu, AOW en koopkracht belangrijker zijn dan het leven zelf.


J.F.M. Verdonk, 24 oktober 1994

Geen opmerkingen:

Een reactie posten