Poëzie, proza en teksten

Wat is het verschil tussen poëzie en proza? Een klassiek thema met een moderne benadering.

Een gedicht wordt geboren als de vrucht van de ziel. Terwijl proza op elk moment van de dag geschreven kan worden, is dit niet zo met poëzie. Je kunt op elk moment schrijven over vanalles, een sportwedstrijd verslaan, een gebeurtenis verhalen, diepgaande studies in de wetenschap publiceren, analyseren, verbanden leggen en conclusies trekken. Poëzie heeft net zoals in het menselijk leven, perioden waarin de dichter vruchtbaar is, waarin hij ontvankelijk is om wat hij van binnen beleeft heeft en wat hem van buitenaf raakt, samen te laten smelten en in woorden te laten uitgroeien.

De spaanse dichter uit de Romantiek G.A. Becquer, zegt dat wanneer hij voelt, hij niet kan schrijven. Het gedicht is dan ook het gevolg van het beleefde, van de indrukken die de buitenwereld op de ziel gemaakt heeft en het beleven daarvan in de intimiteit van het hart van de dichter.
De betekenis van vele gedichten, vele delen, regels en beelden uit gedichten, zullen juist door die intimiteit en persoonsgebondenheid, nooit geheel aan het licht treden. Dat maakt poëzie moeilijk begrijpbaar maar tegelijkertijd geeft het de literaire schoonheid die haar zo eigen is.

Elke dag met regen kan aanleiding zijn tot een sombere stemming maar alleen de dichter weet deze stemming om te vormen in een schoonheid die tot tranen beweegt, die doordringt in de ziel, de zon laat zien die boven de regenbuien schijnt. Elke dag van zon kan iemand tot vreugde brengen, toch is het alleen de dichter die ons leven in dit licht laat spiegelen, die de geuren en de kleurenpracht van de bloemen weet vast te leggen, maar die ons ook de schaduw toont. Alleen de dichter, hoe romantisch ook, is realist.

Een gedicht kan het zonder titel stellen. Een titel geeft juist een verkeerd beeld van het gedicht, het doet er zelfs afbreuk aan. Bij proza geldt dat de titel een beknopte samenvatting is van de tekst en de eerste regel van een alinea meer zegt dan de hele alinea zelf. Bij poëzie is het gedicht de titel zelf en is de titel van het gedicht de eerste regel. In een gedicht zijn de alinea’s zijn weggelaten op de eerste zin na. De eerste versregel is even belangrijk als de tweede of de laatste. Alle regels vormen samen het gedicht, zijn samen de titel en daarmee is alles gezegd.

Een titel pas ik wel toe als het gedicht aan iets of iemand is opgedragen en vormt zo de rechtvaardiging ervan. De titel vormt dan niet een samenvatting maar vormt een geheel met het gedicht en is de sleutel om het gedicht op een eenduidige manier te begrijpen. Bijvoorbeeld het gedicht gewijd aan de 9e symfonie van Beethoven. In andere gevallen is mij gevraagd een titel aan het gedicht mee te geven, als sleutel om het gedicht te kunnen begrijpen. Zonder titel zou ik daar de lezer zijn rechten ontnemen om het te begrijpen, omdat het gedicht voor de lezer gepubliceerd is.

Als een gedicht niet begrepen kan worden dan hoeft het niet gelezen te worden. En als het niet gelezen hoeft te worden dan zou het niet opgeschreven hoeven te worden. Dan zou het alleen zachtjes uitgesproken worden, ofwel in het oor van een geliefde ofwel tegen de absorberende vlagen van de wind.
In een gedicht zijn leestekens wezensvreemde handicaps.

Leestekens in een tekst dienen ter verduidelijking, om leespauzes in te lassen en om woorden tot eenheid te verbinden. Bij poëzie is dat niet nodig en zijn ze overbodig. Ik gebruik dan ook geen komma aan het eind van een regel omdat die daar toch geen recht van spreken heeft. Het afbreken van een vers aan het eind van de regel is al een leespauze op zich. Een punt in een gedicht plaats alleen als er een duidelijke verandering van beeldspraak of inhoud plaats heeft. Een punt in een gedicht zorgt niet voor een leespauze maar voor een denkpauze om het opgeroepen beeld te kunnen verwerken. Bij het gedicht ‘Het terrasje rekent af’ staat aan het eind van de laatste versregel niet eens een punt. Het beeld dat opgeroepen wordt door de vijf versregels eindigt ook niet, het blijft achter in de gedachten van de lezer in de hoop dat hij het weet vast te houden. Net zoals het het beeld kan vasthouden dat door het schilderij van Van Gogh wordt opgeroepen.

Het proza van een roman wordt pas mooi met de veelheid van de juist gekozen woorden. De auteur weet situaties en personages levendig te omschrijven zodat de lezer één wordt met het verhaal. De aandacht wordt getrokken door een toenemende spanning, de lezer vereenzelvigt zich met de personages, krijgt sympathie voor of juist afkeer van hen al naar gelang de schrijver het heeft gewild. Hoogtepunten en dieptepunten worden afgewisseld en leiden naar een slot waarbij de lezer naar gelieve kan putten uit de geschapen wereld van ervaringen.

De poëzie van een gedicht is arm aan woorden maar rijk aan beelden, gevoel en associaties. Slechts door inspanning en zinnebeelding krijgt de lezer deelname aan het leven van de dichter, bereikt hij de onbegrensdheid van de geest en wordt de schoonheid overgedragen. De lezer krijgt de kans het gedicht eigen te maken en te verrijken met zijn ervaringswereld.

Voor de dichter is poëzie vrijheid, het brengt hem tot rust. Een soort bevalling die hem elke keer meer doet zijn, hem rijker en rijper maakt. Opgelucht kan hij ademhalen als het laatste woord geschreven is.


johannes, 21/7/1993

Geen opmerkingen:

Een reactie posten