Dom Hans van der Laan

Dom Hans van der Laan: Modern Primitive.
Oorspronkelijkheid en architectuur


Boekrecensie


Onder de titel Modern Primitive is de eerste uitgebreide studie verschenen naar het leven en werk van de architect en Benedictijner monnik Dom Hans Van der Laan. Als grondlegger van een zeer oorspronkelijke en inspirerende theorie over architectuur en vormgeving vormde zich rond hem de Bossche School. Deze naam verwijst naar de lezingen die hij gaf in 's-Hertogenbosch tussen 1946 en 1973 voor de cursus Kerkelijke Architectuur. De uitbreiding van het Benedictijner klooster in Vaals (1967) is van zijn hand evenals het klooster Roosenberg in Waasmunster (1974). Tot aan zijn dood, op 86-jarige leeftijd in 1991, werkte hij aan het ontwerp voor een klooster in Tomelilla in Zweden. Belangrijker dan zijn werk is zijn theorievorming over architectonische ruimte en vooral de ontwikkeling van een optimale verhoudingsleer, het plastische getal.


De tijd dat Van der Laan zijn studie architectuur in Delft opgaf voor het kloosterleven, in 1927, viel samen met de doorbraak van de moderne beweging in de architectuur. Dit Modernisme, dat nog steeds zijn invloed laat gelden, ziet volgens Padovan in de geschiedenis haar doel, in de historische vooruitgangsgedachte haar basis en in zichzelf de enige juiste weg. Dom van der Laan wijst het streven van deze internationale stijl af alsmede het rationalistische functionalisme en de traditionele stroming van de Delftsche School onder leiding van Grandpré Moliere. Hij ging op zoek naar de oorpsronkelijke bestaansreden van de architectuur. Hoewel hij onderschrijft dat je de architectuur van het verleden eerst ervaren moet hebben om tot een begrip van architectuur te kunnen komen, begint hij bij het begin alsof er nooit iets is gebouwd sinds de schepping van de mens. Zo ontdekt hij een onveranderlijke en existentiele behoefte: 'de verzoening tussen mens en natuur', de zowel lichamelijke als geestelijke behoefte aan geborgenheid van de mens.


De kinderjaren van Van der Laan zijn bepalend geweest voor zijn zoektocht naar de fundamentele vragen van de architectuur. De ruïne van de Leidse Burcht, de gotische kerk te zien vanuit zijn zolderraam van het ouderlijk huis en zijn rondzwervingen in de vrije natuur vormden de inspiratiebron voor zijn architectuurfilosofie. Zijn vader en twee van zijn broers waren architect, maar zelf vond hij in zijn bouwkundige studie niet de antwoorden die hij zocht. Zijn Thomistische studies in het klooster bepaalden tenslotte de wetenschappelijke aanpak van zijn onderzoek. Hij besefte dat de kennis die wij opdoen, door middel van de zintuigen, pas waar is als zij overeenstemt met de dingen in de werkelijkheid.


Van groot belang in zijn ontwikkeling is de beschouwing van hoe de mens ruimte ervaart: ons gezichtsveld is horizontaal georienteerd en heeft altijd iets nodig, punten of begrenzingen, om zich op te richten. De natuurlijke ruimte daarentegen beweegt zich verticaal, 'van de lucht boven tot de zware massa van het aardoppervlak beneden'. De architectuur heeft dan de taak om de natuurlijke ruimte te begrenzen. De eerste meest elementaire architectonische ruimte wordt volgens Van der Laan gevormd door twee tegenover elkaar staande wanden. Als hij dan toch een dak moet toevoegen maakt hij dat zo onopvallend mogelijk. Pas laat in zijn leven voegt Van der Laan de derde dimensie toe aan zijn theorie, de hoogte. Bij het klooster in Zweden is duidelijk een variatie zichtbaar in de hoogte van de verschillende bouwvolumes. De vergelijking met het menselijk lichaam is nu compleet: 'de uitdrukking van leven ligt juist in onze mogelijkheid om rechtop te staan en te bewegen, en zo tegenspel te geven aan de neerwaartse beweging van de zwaartekracht'.


Hij komt tot de mening dat het creatieve vermogen van de mens een interactie is tussen het verstand en de werkelijkheid buiten ons en schrijft 'dat het intellect niet bepaald wordt door de natuur, als het instinct bij dieren, maar zich vrijwillig een doel stelt en zelf de middelen kiest om dat doel te bereiken. De vormgeving van een woning is dan ook niet vooraf bepaald, als bijvoorbeeld het nest van een vogel, en wijkt zelfs af van alle in de natuur voorkomende vormen'. De afmetingen die de mens oplegt aan de door hem gemaakte dingen zijn steeds terug te brengen tot een kleinste eenheid, in tegenstelling tot het continuum van de natuurlijke maten, die oneindig deelbaar zijn. Een bepaalde afmeting is daardoor 'groter dan al het kleinere en kleiner dan al het grotere'. Door een van de dimensies van een voorwerp trapsgewijs met eenzelfde eenheid te laten varieren, bijvoorbeeld van een vierkant tot een staaf, passeert men enkele grenzen waarbij het voorwerp duidelijk van vorm verandert. Neemt men voor deze kleinste eenheid de waarde 1, dan lijkt de grens te liggen bij een verhouding van 4 staat tot 3. De verhoudingen op basis van het plastische getal zijn dan: 1, 4/3, 7/4, 7/3, 3, 4, 16/3 en 7. Dom Van der Laan neemt als kleinste eenheid voor zijn verhoudingsleer de dikte van de bouwmuren, die voor elk project anders kan zijn. De maatvoering van het gebouw is daarmee bepaald. In Vaals is het plastische getal zelfs toegepast op het ontwerp voor het meubulair, de paramenten en de gewijde vaten.
De 7 heeft overigens niets te maken met het bijbelse getal 7. De enige religieuze gedachte in het werk van Dom Van der laan, zoals hijzelf heeft verklaard, is dat de relatie tussen kunst en natuur een uitdrukking is van de relatie tussen Schepper en schepping. 'In die zin kan gezegd worden dat kunst een imitatie is van de natuur: het kunstmatige is gerelateerd aan de beperkte, geschapen intelligentie, de geschapen natuur aan de onbeperkte scheppende intelligentie'. Het lijkt wel alsof van alle mogelijke verhoudingen die voorkomen in de natuur, ons verstand er slechts in 7 behagen kan scheppen.


Het klooster in Vaals geeft een sobere en eenvoudige indruk. Geen versieringen, geen retabel of enige realistische schilderkunst, die je had mogen verwachten om de devotie te stimuleren maar begrijpelijk afwezig als je beseft dat de monnikken een uit de wereld teruggetrokken leven leiden. Het geeft te denken dat waar Le Corbusier's klooster in La Tourette nog slechts wordt bezocht door architectuurtoeristen, het klooster in Vaals een groeiende gemeenschap kent.


Nergens spreekt Dom Van der Laan over een relatie tussen de kunst en godsdienst of refereert hij aan de goddelijke oorsprong van schoonheid. Als de schoonheid dat is wat ons vreugde schept, dat wat ons behaagt door het te zien, dan kun je de werken van Dom Van der Laan niet schoon noemen. Zijn architectuur is eerder rustgevend. Die rust zou dan het gevolg zijn van de eenheid met de natuurlijke vormen, die 'pas bereikt wordt met een weloverwogen kunstzinnige verhouding, die voortkomt uit het verstand'. Zijn verhoudingsleer is een middel om te komen tot aangename verhoudingen. Het door Van der Laan verworpen belang van een innerlijke visie van de kunstenaar, lijkt toch nodig te zijn om het louter aangename te overstijgen.


Jan Verdonk. 1995.
Verschenen in Katholiek Nieuwsblad.


Richard Padovan; Dom Hans van der Laan: Modern Primitive; Architectura & Natura Press; 1994; ISBN 90 71570 40 1; fl 79,50
Belangrijke boeken van Dom Van der Laan:
Het plastische getal; H. van der Laan; 1967
De architectonische ruimte; H. van der Laan; 1977

Geen opmerkingen:

Een reactie posten